Bezoekersteller

De laatste 5 artikelen

dinsdag 19 februari 2013

Een Pype Tobacco

not me!

In de Navorscher van 1851 staat een stukje dat mij als pijproker wel aanspreekt.
Het is een taal van 162 jaar geleden die lastig is te lezen, maar met enige inspanning lukt het wel alles te lezen en te begrijpen.


Vrije vertaling:
De tabaksbladeren worden opgerold en gedroogd tot poeder.
Het pijpje is van zilver of van klei gebakken, een vinger lang met aan de top een kop (bakje) zo groot als een halve hazelnoot. In deze pijpekop doen zij het tabakspoeder. En steken de pijp aan met een heet kooltje of een kaars. Aan de andere kant van de pijp zuig je der rook in je lijf en mond. Als je vol rook zit, dan blaas je die weer uit door je neusgaten. Dat doe je zo lang tot het vuur in de pijp is uitgebrand. Je kunt het zo vaak doen als je wilt. Je wenst elkaar toe: een Pijp Tabak.

Een paar opvallende zaken in de schrijfwijze:
-zelfstandige naamwoorden worden vaak met een hoofdletter geschreven (Pypken, Neusgaten), maar vaak ook niet (poeder, cole, roock)
- de lange ij is steeds een y-grec
- ui is uy
- en is ende
- voorvoegsel -ge is -ghe (ghebacken, ghemaakt, uytghebrant)
- de -z is meestal een -s (silveren, haselnote, suyghen, soo)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten